Ik kom als beweegcoach een paar maal in het jaar op een crèche om kinderen te observeren. Op grond van die observaties geef ik de leidsters tips op welke manieren ze bepaalde kinderen kunnen stimuleren en welke beweegspelletjes ze kunnen doen om hen in hun ontwikkeling te steunen.
Bij zo’n observatieochtend waren er 2 jongetjes van 16 maanden, Sven en Ruben, die net ongeveer een maand liepen. Daarom konden ze alleen nog maar rondlopen, op de grond spelen was iets wat ze nu toch wel ontgroeid waren, zo leken ze te vinden.
Ik keek dat zo een tijdje geboeid aan. Het viel me op dat Sven al veel zelfverzekerder en met een haast volgroeide balans rondliep. Ruben was wiebelig en zijn hele motoriek straalde onzekerheid uit. Hoe kon ik dat wiebelige lopertje een beetje meer stevigheid laten ervaren? Wat had Ruben nodig om meer balans te ontwikkelen?
Ik zocht een paar blokken en riep Ruben, terwijl ik 1 blok op de andere stapelde. Mijn idee daarbij was, dat als hij omlaaggaat, iets moet oprapen van de grond, hij zijn balans traint en tegelijk zijn spieren sterker maakt. Hij liet zich inderdaad uitdagen en kwam naar me toe. Maar hij stapelde geen nieuw blok op de toren, maar gooide de toren met zijn hand om. Prima, daarvoor moet hij ook hurken. Dus ik begon opnieuw te stapelen. En hij gooide weer de toren met zijn hand om. Ik had 3 blokken en elke keer dat ik een blok op de volgende legde zei ik hardop: ‘1, 2, 3’. Na 2 of 3 keer verdween Ruben weer. Liep wat rond en even later kwam hij met een vierde blok en gaf het aan mij. Dus legde ik het blok op de toren en zei ‘4!’ En weer gooide hij enthousiast de toren om, waarna hij weer verdween en na wat ronddrentelen vond hij wat hij zocht: een vijfde blok. En zo herhaalde het spelletje zich weer met 5 blokken. Kennelijk wist hij dat er maar 5 blokken waren, want toen de toren op 5 hoog stond was hij de interesse ervoor verloren.
Nu kwam Sven naar de blokken toe. Ik dacht dat hij hem zou omschoppen, omdat hij genoeg balans had, schatte ik in, om even op 1 been te staan. Er gebeurde iets heel anders. Sven haalde heel voorzichtig 1 voor 1 de blokken er af en legde ze gespreid op de grond. Ik telde hardop mee. Geweldig de precisie waarmee hij dat deed en toen het vijfde blok op de grond lag was hij klaar en begon weer door de crèche te lopen.
Dit is een voorbeeld hoe je gericht kunt bedenken wat je kind in zijn/haar ontwikkeling nodig heeft en hoe je dat in spelvorm kunt aanbieden. Leuk vind ik in het voorbeeld van Ruben hoe hij zich herinnert dat er meer blokken zijn. Hij gebruikt tegelijk zijn cognitieve vaardigheid van herinneren en weten hoeveel er zijn, in zijn spel. Dat maakt het voor deze dreumes extra interessant.
Ik ben benieuwd of je herinneringen hebt aan de ontwikkeling van jouw kind(eren) waar je datzelfde principe hebt toegepast: uitdagen iets anders te doen, wat net niet te moeilijk is, maar wel de ontwikkeling stimuleert en uitdaagt tot iets nieuws, in dit voorbeeld meer balans.
Misschien wil je je herinnering delen door een reactie te geven in het commentaarveld hieronder. Ook ken je misschien mensen die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in dit blog. Zou je dan de link naar hen willen doorsturen?